(Verse 1) Geboren op een zomerdag in Venlo, Geen lucht bij mijn geboorte, maar ik was snel oké. Mijn avontuur begon, een komedie vol draai, Met mijn ouders en mijn zus altijd dichtbij. (Chorus) Een bril op mijn neus, de wereld werd helder, Plus 9, zag minder dan een mol, werd snel slimmer. Van de trap gevallen, blauwe plekken keer op keer, Maar ik zag de wereld, met een lach steeds meer. (Verse 2) Drie jaar oud, kreeg mijn eerste bril, Mijn zus fluisterde antwoorden, de oogarts dacht: briljante skill. Maar zonder mijn lenzen was ik blind als wat, Met mijn nieuwe bril op, zag ik wat ik altijd had gemist. (Bridge) Met heupdysplasie liep ik als een robot, Tien jaar hockey, het veld werd mijn plot. Struikelend en lachend, het team leerde mij, Doorzetten, samenwerken, fouten maakte mij vrij. (Verse 3) Avonturier als kind, ouders vaak geschrokken, Een knikker in het stopcontact, vonkenregen flitsend. Speelgoedauto over mijn zus haar voet, Ze draagt een litteken, herinnering die blijft. (Outro) Mijn leven, een komedie, een avontuur vol kracht, Met doorzettingsvermogen en humor, leef ik elke dag met een lach.